Blog Post

De stigmatisering van homoseksuelen rondom hiv en aids in Nederland

historische perspectieven en hedendaagse uitdagingen


De hiv-/aids-epidemie heeft sinds de jaren tachtig een grote impact gehad op de manier waarop de samenleving naar homoseksuelen kijkt. Van anekdotische angstverhalen in de beginfase van de epidemie tot meer recente discussies over PrEP (Pre-expositieprofylaxe) en de geavanceerde behandelmethodes: het onderwerp is nog altijd actueel. De eerste berichten over aids zorgden in Nederland – net als in veel andere landen – voor een sterke golf van stigma en discriminatie jegens homoseksuele mannen, in de volksmond dikwijls ten onrechte de “schuldigen” van deze ‘nieuwe ziekte’ genoemd. Het is verleidelijk te denken dat deze stigmatisering inmiddels tot het verleden behoort. Helaas suggereren recente onderzoeken (RIVM, 2021; UNAIDS, 2020) dat er nog steeds stigma rondom hiv en homoseksualiteit bestaat, dat zich op subtielere manieren manifesteert.


Dit artikel bespreekt de stigmatisering van homoseksuelen in Nederland rondom hiv en aids vanuit een historisch perspectief en zoomt vervolgens in op de huidige maatschappelijke en politieke context. Ook wordt ingegaan op de heersende (en soms verborgen) discriminatie binnen de homoseksuele gemeenschap zelf. Ten slotte wordt stilgestaan bij de emotionele gevolgen – waaronder schaamte, schuld en seclusie – voor mensen die met hiv of aids leven.


De beginjaren van de aids-epidemie

De eerste geregistreerde gevallen van aids dateren uit het begin van de jaren tachtig. In Nederland werden de eerste patiënten voornamelijk gesignaleerd binnen de homoseksuele gemeenschap. Deze vroege associatie tussen homoseksualiteit en aids heeft blijvende gevolgen gehad voor de perceptie van de ziekte in de maatschappij. De media droegen hier gretig aan bij door sensationalistische berichtgeving die de angst voor deze ‘homoziekte’ aanwakkerde.


Rond 1983-1985 werden door de toenmalige overheid en gezondheidsinstanties de eerste campagnes gestart om (overigens zeer terecht) aandacht te vragen voor veilige seks en het gebruik van condooms. Ondanks deze belangrijke initiatieven ontstond er in de samenleving een hardnekkig beeld dat iedere homoseksuele man per definitie een risicodrager was. Vooroordelen en discriminatie tegen homoseksuelen namen hierdoor toe. Zo kon een homoseksuele man – met of zonder hiv – bijvoorbeeld worden uitgesloten van bepaalde activiteiten, banen of verzekeringen uit angst voor besmettingsgevaar.


De opkomst van activisme en normalisering

In de loop van de jaren negentig raakten bekende homo-activisten, politici en BN’ers betrokken bij hiv-/aids-campagnes. Onder druk van vooraanstaande belangenorganisaties (zoals het COC en Aidsfonds) werd de toon rondom hiv en aids genuanceerder. Er kwam erkenning voor het feit dat hiv niet uitsluitend een ‘homokwestie’ betrof, maar ook andere groepen trof (bijv. intraveneuze drugsgebruikers, heteroseksuelen, migranten uit bepaalde regio’s). Desondanks bleef de link met homoseksualiteit in de publieke opinie stevig verankerd.


Met de invoering van effectieve behandelmethoden (combinatietherapie ofwel HAART) werd hiv gaandeweg een ‘chronische aandoening’ in plaats van een dodelijke ziekte. Deze medische vooruitgang had een tweezijdig effect. Enerzijds raakte het onderwerp hiv-/aids geruime tijd op de achtergrond: de urgentie werd lager. Anderzijds zorgde het voor een toename in het idee dat “ze” het probleem nu wel onder controle hadden – waarmee de maatschappelijke empathie en aandacht helaas ook afnamen.


Wetgeving en beleid

Nederland mag zich graag op de borst kloppen als vooruitstrevend land als het gaat om lhbtq+-rechten (lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, queer en andere identiteiten). We waren immers het eerste land dat het homohuwelijk legaliseerde (2001). Maar laten we niet te hoog van de toren blazen, want als het aankomt op de positie van mensen met hiv of aids, zijn er nog genoeg obstakels. Zo bestaan er nog steeds werkgevers die terughoudend zijn in het aannemen van mensen met hiv (officieel verboden door de Algemene wet gelijke behandeling, maar je hoeft er geen Einsteintelescoop bij te pakken om te zien dat er subtiele manieren van afwijzing zijn).


Politiek gezien is er wel aandacht voor hiv-preventie, maar deze richt zich veelal op specifieke projecten (bijvoorbeeld PrEP-vergoedingen) en grootschalige publiekscampagnes blijven uit. In vergelijking met de jaren tachtig en negentig lijkt het maatschappelijk debat over hiv en aids te zijn verstomd, vermoedelijk omdat het niet meer als “urgent” wordt ervaren. De goede behandelresultaten en lage mortaliteit hebben tot gewenning geleid; het stigma bij burgers en beleidsmakers is echter niet zomaar verdwenen. Sterker nog, door de afnemende algemene bewustwording van hiv wordt de kans op onwetendheid en ouderwetse vooroordelen juist groter.


Subtielere vormen van discriminatie

In het hedendaagse sociale en politieke klimaat uit hiv-gerelateerde discriminatie zich subtieler dan vroeger. De ‘old school’ angst voor overdracht in een alledaagse setting (“je kan er een vork van oplopen!”) is grotendeels voorbij, maar niet iedereen is op de hoogte van het feit dat iemand met een ondetecteerbare virale lading geen hiv meer kan overdragen (bekend als U=U: Undetectable = Untransmittable). Deze onwetendheid leidt tot terughoudendheid, roddels en uitsluiting.


Binnen de homoseksuele gemeenschap zelf heerst bovendien een paradoxale dynamiek: enerzijds is er een hoge mate van saamhorigheid, anderzijds komt stigmatisering van hiv-positieve homo’s door hiv-negatieve homo’s ook voor. Deze stigmatisering kan zich uiten in dating- en hookup-cultuur, waar men in apps en profielen expliciet vermeldt “geen hiv-positieve mannen” te willen ontmoeten. Vooral als men niet op de hoogte is van de impact van huidige medicatie, kan men irrationele angst blijven houden.


Versterkende factoren

  • Gebrek aan kennis: Hoewel de toegankelijkheid van informatie over hiv enorm is toegenomen, blijft er een kenniskloof bestaan. Vooroordelen en stereotypes uit de jaren tachtig circuleren nog steeds.
  • Bezuinigingen op preventiecampagnes: In de afgelopen jaren is er minder geld gegaan naar grootschalige voorlichtingscampagnes. Hierdoor wordt er in de reguliere media weinig aandacht besteed aan feitelijke informatie over hiv, serofobie (angst of discriminatie jegens hiv-positieven) of stigma binnen de homogemeenschap.
  • Politieke verschuivingen: Onder druk van conservatieve partijen wordt de ‘LHBTI-agenda’ soms geframed als voltooid: “We hebben toch al het homohuwelijk, wat willen jullie nog meer?” Het gevolg is dat issues als hiv-stigma binnen de homo-/queer-gemeenschap niet altijd de politieke aandacht krijgen die ze verdienen.


Schaamte, schuld en seclusie

De gevolgen van stigma rondom hiv zijn niet alleen extern (discriminatie op werk of in sociale kring), maar ook intern. Binnen psychologisch onderzoek wordt vaak gewezen op drie centrale thema’s: schaamte, schuld en seclusie (isolatie).


Schaamte

Mensen met hiv ervaren regelmatig schaamtegevoelens over hun serostatus. Dit kan komen door de internalisering van het maatschappelijke beeld dat hiv iets ‘vies’ of ‘fout’ is, of omdat men bang is om gezien te worden als promiscue of onverantwoordelijk. Schaamte gaat dikwijls gepaard met een beschadigd zelfbeeld en kan leiden tot depressieve gevoelens en sociale terugtrekking.


Schuld

Er leeft ook het gevoel van schuld, zeker wanneer men zichzelf verwijt niet ‘voorzichtiger’ geweest te zijn. Dit schuldgevoel kan versterkt worden door directe of indirecte verwijten vanuit de omgeving. De associatie van hiv met seksueel risicogedrag voedt het idee dat men de infectie zelf in de hand heeft gewerkt.


Seclusie (isolatie)

Door schaamte en angst voor afwijzing kan iemand met hiv zich isoleren van vrienden, familie en (toekomstige) partners. Mensen houden hun serostatus soms geheim, uit vrees voor veroordeling of angst dat iemand hen niet meer wil daten. Deze zelfopgelegde seclusie draagt vervolgens bij aan gevoelens van eenzaamheid en depressie, wat de mentale gezondheid ernstig kan aantasten.


Koppeling naar bredere discriminatie van homoseksuelen

De stigmatisering rondom hiv staat niet los van het bredere probleem van homofobie. Dezelfde negatieve stereotyperingen – homoseksualiteit zou promiscue zijn, “onnatuurlijk”, of moreel verwerpelijk – vormen de basis voor de blijvende associatie tussen hiv en ‘schuld’. Deze gedachtepatronen voeden discriminatie en uitsluiting, zowel in de heteroseksuele maatschappij als in homo-kringen onderling.


Binnen de homogemeenschap zelf is er soms sprake van een hiërarchie: zo bestaan er groepen die zich, bij gebrek aan beter woord, verheven voelen boven 'de rest'. Dit kan gaan over uiterlijk (body shaming) of expressie ('femme', 'straight-acting') maar ook over serostatus. “Clean only” is een typerende (en cynische) term die weleens op datingprofielen te lezen valt, waarmee de schrijver expliciet aangeeft niet met hiv-positieve mannen in contact te willen komen. Hiermee wordt niet alleen het stigma in stand gehouden, maar ook de onderlinge solidariteit ondermijnd.


(Sarcastisch) intermezzo: “Kom op, we hebben toch al alles?”

In de veronderstelde progressieve hemel die Nederland heet, "hebben we toch al alles bereikt”? We hebben het homo­huwelijk, vrijwel volledige acceptatie in grote steden en een handjevol televisiespotjes die vaststellen dat we niet bang hoeven te zijn om een kopje koffie te delen. Dus waar klagen we nog over? Ach, niets bijzonders: dat hiv-positieve mensen nog regelmatig met discriminatie worden geconfronteerd, dat onwetendheid rond overdraagbaarheid tot onnodige angst leidt en dat sommige homoseksuelen elkaar nog steeds met een scheef oog bekijken. Maar laten we daar vooral geen aandacht aan besteden, want we zijn toch zo tolerant?


Conclusie en aanbevelingen

Hoewel er sinds de jaren tachtig veel vooruitgang is geboekt op het gebied van preventie, behandeling en maatschappelijke acceptatie van hiv-positieve mensen, blijft stigmatisering in subtiele (en soms minder subtiele) vormen aanwezig. De link tussen hiv en homoseksualiteit is historisch gegroeid en nog altijd een bron van vooroordelen en discriminatie.


Aanbevelingen

Gerichte voorlichtingscampagnes

Er is behoefte aan actuele en toegankelijke informatie over hiv en hiv-behandeling (bijvoorbeeld rondom U=U en PrEP). Deze campagnes dienen niet alleen gericht te zijn op de algemene bevolking, maar ook specifiek op de homoseksuele gemeenschap – vooral via de (online) platforms waar men elkaar treft.


Meer politieke aandacht en financiering

Overheden en beleidsmakers mogen het onderwerp hiv en aids niet laten wegzakken in een hoekje van gedateerde problematiek. Beleidsinitiatieven rond hiv-acceptatie en bestrijding van stigma moeten worden opgeschaald, met structurele aandacht voor discriminatie op de werkvloer, in de zorg en binnen sociale omgevingen.


Ondersteuning van interpersoonlijke relaties en mentaal welzijn

Individuen met hiv kunnen baat hebben bij psychosociale ondersteuning en peer-to-peer-contacten, waar zij ervaringen en emoties kunnen delen zonder oordeel. Dit vermindert schaamte, schuld en de neiging tot zelfisolatie.


Aanpak discriminatie binnen de eigen gemeenschap

Homo-organisaties en platforms moeten een actieve rol spelen in het aankaarten van serofobie binnen de eigen gelederen. Het doorbreken van taboes, het stimuleren van empathie voor mensen met hiv en het aanspreken van schadelijke terminologieën zoals “clean only” zijn daarbij cruciaal.


Langlopende monitoring en onderzoek

Het is van belang om via longitudinale studies te blijven volgen hoe stigma evolueert, welke subgroepen het meest kwetsbaar zijn en welke interventies het effectiefst zijn. Daarbij zouden zowel epidemiologische data als kwalitatieve ervaringen van hiv-positieve personen centraal moeten staan.


Tenslotte...

De stigmatisering van homoseksuelen rondom hiv en aids in Nederland is historisch gegroeid en blijft, ondanks medische vooruitgang en ogenschijnlijk brede acceptatie van homoseksualiteit, een urgent probleem. De uitdaging ligt niet enkel in de feitelijke bestrijding van hiv, maar vooral in het tegengaan van onwetendheid en (zelf)stigmatisering. Door te erkennen dat hiv-positieve homoseksuelen nog steeds met subtiel én expliciet onrecht te maken hebben, kunnen we gericht werken aan een inclusiever klimaat – zowel in de samenleving als in de gemeenschap zelf.


Zolang er schaamte, schuldgevoelens en seclusie bestaan, is er werk aan de winkel. Het is dan ook de gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, zorginstanties, media, belangenorganisaties en de gemeenschap zelf om ervoor te zorgen dat hiv en aids niet langer fungeren als brandhaard van discriminatie, maar simpelweg als de behandelbare medische aandoening die het in 2025 (en verder) zou moeten zijn.


Meer interesse? In de vijfdelige podcastserie En niemand bleef onaangeraakt vertellen schrijver Maurits de Bruijn en podcastmaker Randy Vermeulen het liefdesverhaal van Jan en Martin, dat zich afspeelt tijdens de aidscrisis van de jaren 90. De makers zoomen in op het aangrijpende leven van deze twee mannen én vertellen verhalen van anderen waarvan de levens zijn getekend door hiv en aids. Ook onderzoeken ze vanuit hun eigen queer perspectief hoe het stigma en de vooroordelen zich zo hardnekkig hebben kunnen nestelen in de hoofden en harten van de generaties queer mensen die opgroeiden in de schaduw van de epidemie. Klik hier voor meer informatie.

Share by: